Alberto, een van mijn bewakers, klopt vanavond nog maar eens op de deur. Ik zucht, een beetje geërgerd, want op sommige avonden blijft hij maar aankloppen voor alles en nog wat. We hadden die avond al samen het kookvuur, dat alweer kapot was gegaan, gerepareerd; we hadden al overeengekomen dat hij morgen door de dag niet thuis moet zijn, hoewel het zijn shift is. Het is namelijk oogsttijd, en dan moet de maïs opgehaald worden. In Mozambique is het ongewoon als je géén machamba hebt, een veld(je) waar je groenten, fruit en vooral maïs voor eigen kweek of om op de markt te verkopen, verbouwt. Hij had me al 1500 Meticais gevraagd, bovenop de lening die hij al is aan het afbetalen, om de vrachtwagen die de maïs komt ophalen te betalen, en daar moet hij bij zijn. Ook was hij de was al komen binnenbrengen en was hij de nieuwe borstel komen tonen die hij gekocht had om hier buiten alles schoon te houden – ik had hem daarvoor geld gegeven, en dus toont hij me dat hij de borstel ook daadwerkelijk gekocht heeft. Voor vanavond vind ik het dus wel genoeg geweest. Wat is er nu weer?
“Verandering van programa, senhora,” vertelt Alberto me, “mijn zoon is zonet overleden.” Pas hadden we het nog over zijn kinderen: hij heeft er 7, vertelde hij me. De oudste zoon die ik met mama en papa een keertje ben gaan opzoeken, die getrouwd is, zelf 2 kinderen heeft en net een eigen huis bouwde. Een dochter wiens man haar onlangs, een dag na de geboorte van haar 3e kindje, in de steek heeft gelaten en weigert alimentatiegeld te betalen, waardoor ze noodgedwongen terug bij haar ouders is ingetrokken. En dan nog 5 kinderen die bij hem inwonen, waarvan de jongsten jonger zijn dan de kinderen van zijn zoon. De net overleden dochter – ik had verkeerdelijk zoon begrepen – blijkt 22 jaar te zijn, en, ook al verlaten door haar man in Beira, tijdelijk bij de oudste zoon in te wonen. Ze is overleden op weg naar het ziekenhuis, maar blijkbaar was ze al langer ziek, want Alberto vertelt me dat zijn zoon al veel geld aan haar had besteed voor bezoeken aan een privékliniek en de bijhorende dure medicatie.
In Afrika wordt er veel losser omgesprongen met verwantschapstermen: neven en achternichten worden er even gemakkelijk broers en zussen genoemd, groottantes zijn oma’s en kinderen van je broer zijn ook jouw kinderen. Vaak zijn er ook nog de complexere verhoudingen: polygamie is niet ongewoon, of vrouwen die na de dood van hun man bij zijn broer intrekken en deel van het gezin worden, weeskinderen die bij hun grootouders tussen hun (soms even oude) nonkels en tantes grootgebracht worden, om het nog niet te hebben over de – veel meer dan in Europa aanvaarde – buitenechtelijke relaties en hun offspring. Dus ja, hen allemaal gewoon broers en zussen noemen maakt het leven er inderdaad eenvoudiger op. Helemaal zeker dat het om Alberto’s bloedverwant gaat, ben ik dan ook niet. Maar eigenlijk maakt dat niet uit, ik ben sprakeloos. Alberto schokschoudert, als je tijd nu eenmaal gekomen is, kan je daar toch niets aan doen.
Ik geef hem wat geld als contributie, en ook een extra lening die hij zal nodig hebben voor de begrafenis. Hij bedankt me ervoor, en voegt eraan toe dat ik altijd welkom ben om het lijk te gaan groeten bij zijn zoon thuis. Daar zal dan ook een schaaltje staan waar ik nog meer geld zal kunnen geven, want zo’n begrafenis, dat kost veel geld. Er komen veel mensen, en die moeten allemaal te eten krijgen. Chima, maïspap en hoofdbestanddeel van menige maaltijd, is nu geen probleem, aangezien ze net de oogst binnenhalen (het was geen goed jaar voor de maïs: het heeft te weinig geregend en dus is de maïs “verbrand” – hoewel het nu misschien geen probleem is, vraag ik me af hoe dat op het einde van het jaar zal zijn), maar daarbij moet je ook een curry serveren en daarvoor heb je o.a. olie en groenten nodig. Senhor Uli, mijn voor-voorganger in dit huis, had dat al gedaan en hij had heel wat geld bijgedragen. De onderliggende hint ligt er al te duidelijk op: ik heb dan wel geld gegeven, maar het is niet genoeg.
Het maakt me moedeloos. Ik wéét dat ik meer kan bijdragen, ik heb geld genoeg. Maar geef iets aan één uitgestoken hand, en je krijgt er 10 voor in de plaats. De kinderen die aan de lokale Wibra onophoudelijk “Brood, senhora, honger”, tegen je zeggen en rond de auto blijven hangen totdat je begint te rijden. De oude man in het restaurant die erbij staat te kijken hoe ik mijn rekening betaal en dan om geld vraagt. De rare dame die op het raam van de auto klopt als ik mijn collega’s van het stadsbestuur van Gondola die in Chimoio wonen aan de bushalte in Chimoio afzet. De stadsbesturen zelf die steeds op meer geld van GIZ hopen, terwijl ik hen al duidelijk maakte dat er voorlopig niets extra inzit. Mensen die ik amper ken, die komen vragen of ik geen werk voor de vrouw van hun zwager kan regelen, bij mij thuis of op kantoor. Kennissen die een “vriendschappelijke lening” willen. Mijn bewaker die zijn salaris vervroegd komt vragen. Esmeralda die me vertelt dat de telefoon, die ze me nog steeds is aan het afbetalen, in het water is gevallen toen ze voorovergebogen en met de telefoon als radio in haar BH gestopt de was stond te doen en waarschijnlijk niet gerepareerd kan worden. Willekeurige mensen die op de poort kloppen om, met of zonder verhaal, geld te vragen. Collega’s waarvan ik denk dat ze het best wel goed hebben, die me tóch ook om geld vragen – indirect, weliswaar. Of lacherig serieus.
En ik, ik maak van mijn hart een steen en verdring de gedachten aan hoe de mensen dan wel overleven. Niet omdat ik in Afrika werk en dus al goed doe, want dat is 1. een boodschap waar de mensen hier helemaal geen boodschap aan hebben; 2. ik hier ben omdat ik hier graag ben, en me dus helemaal niet opoffer; 3. geld geven niet per se goed doen is, want niet bepaald duurzaam; en 4. ik nu eenmaal ook krenterig ben en niet graag geld uitgeef. Maar soms wordt het me toch te veel en gebruik ik deze blog om het allemaal wat van me af te schrijven.
Alberto - Foto Zsófia Pályi
heel herkenbaar, jammergenoeg
ReplyDeleteje kan niet altijd helpen, het af en toe doen is al meer dan dat sommige anderen doen, zeker...
/bert
mooi van je Els ,kunnen geven is nog altijd beter dan moeten krijgen maar te goed zijn is ook niet altijd goed......volg daarin je intuïtie maar!
ReplyDeleteen laat vooral niet van je profiteren......maar dat zal je wel aanvoelen hé!
Geniet van je daar zijn,van je werk en van je vrienden!dikke kus van ons
Nu weet ik het wel zeker.....
ReplyDeleteDe dag dat ik 1 voet in Afrika zet, is onze bankrekening leeg....jeeee....ik weet echt wel zeker dat ik niet kan wat jij allemaal kan!!!! Chapeau voor jou, en heel mooi hoe je erover schrijft...
*Dikke zoen en jij doet dat goed daar!!!!*
Heel mooi opgeschreven Els, en inderdaad ook voor de korte tijd dat ik daar was erg herkenbaar. Ik heb altijd echt bewondering gehad voor de manier waarop jij aanvoelt wanneer je wel of niet moet geven. De frustratie gaat misschien nooit helemaal weg, maar ik denk dat jij er heel goed mee om gaat, beter dan menig ander zou doen!
ReplyDeleteLiefs,
Malou